dinsdag 27 april 2010
Tussen Pasen en Pinksteren
We leven in de dagen tussen Pasen en Pinksteren.
Je zou ook kunnen zeggen: in het kerkelijk jaar is dat tussen het einde van ons oude leven en het begin van ons nieuwe leven. Want toen de Geest op die eerste Pinksterdag kwam, werd het 'hemels kapitaal' dat onze Heer Jezus met Pasen verdiende pas uitbetaald in geestelijke gaven. Die rijkdom hoort er helemaal bij. Daarom vraagt de Heer Jezus zijn discipelen ook om eerst nog in Jeruzalem te blijven wachten op de 'belofte van de Vader' (de komst van de Geest, Han 1,4). Dat moet, anders is de verlossing niet compleet.
Wij komen uit een traditie waar de nadruk voor sommigen nogal eens komt te liggen op de persoonlijke verlossing. En dat is dan dat je zonden je vergeven zijn door het werk van Christus. Punt. Na Pasen stopt het en in ons geloofsleven wordt het nooit Pinksteren. Maar door de feesten van Pasen én Pinksteren zie je dat die verlossing zowel vergeving van de zonden als het begin van het nieuwe leven moet betekenen. ' t Is een totaalpakket, dat je ook nog eens samen ontvangt.
Het is een beetje triest als in een kerkelijke gemeente de sfeer van een 'opvang voor pasgeredde drenkelingen' blijft hangen. Iedereen zit koud en bibberend bij elkaar en probeert warm te worden met wat dekens en een kop hete thee. Blij dat we gered zijn, maar veel leven zit er nog niet in.
Daarom sprak me de beschrijving van de kerkelijke gemeente van Katelijne in het boek Dorsvloer vol confetti van Franca Treur ook helemaal niet aan. Een liefdevol geschreven boek hoor, maar wat er beschreven wordt maakt nog helemaal niet blij. Die arme gemeenteleden zijn zelfs van de redding nog niet echt zeker en van een nieuw leven is natuurlijk nog helemaal niets te zien. 't Het lijkt daar altijd Goede Vrijdag te zijn zonder dat de Paasdag ooit echt aanbreekt.
Mooier is de gemeenschap die Chaim Potok in zijn boeken beschrijft: de wereld van de chassidische Joden in New York. Deze gesloten gemeenschap kent -tenminste in de boeken van Potok- achterdocht, wantrouwen en veroordeling voor veel wat vreemd is. Maar dat gaat in deze boeken nooit zonder het contrast met het grote respect en het liefdevolle ontzag dat mensen voor elkaar blijven tonen. Zelfs als er aanleiding voor is, wil men er geen kwaad van denken, maar zoekt men naar het goede motief. Dat doet me aan de 'kenmerken van de liefde' denken die in 1 Kor. 13 beschreven staan. Het lezen van een boek als 'Uitverkorenen' maakt in mij een gevoel van ontzag wakker. Om in het beeld te blijven: zo is het nieuwe leven van Pinksteren bedoeld denk ik dan. Door de kracht van Geest, ondanks het oude, aan een nieuw leven beginnen. Want stel je nou eens voor dat het in onze levens nooit Pinksteren wordt.
De vier weken voor Kerst noemen we de Adventstijd, de veertig dagen voor Pasen de Lijdenstijd, gek eigenlijk dat de dagen tussen Pasen en Pinksteren geen naam hebben.
Wat mij betreft noemen we ze de Koninkrijksdagen: dagen die herinneren aan de komst van het Koninkrijk en de hoop op een nieuw en hartverwarmend leven.
woensdag 21 april 2010
Zonder liefde
De afgelopen weken heb ik het boek 'Dorsvloer vol confetti' gelezen van de schrijfster Franca Treur. Het gaat over Katelijne, een Zeeuwse boerendochter van 12, die opgroeit in een reformatorisch milieu. In het verhaal staat Katelijne als enig meisje tussen zes boerenzoons redelijk alleen. De relatie met haar vader en moeder (die ze consequent 'de vader' en 'de moeder' noemt), is heel afstandelijk. Katelijne smacht naar een arm om haar schouders, maar daar komt het niet van. Het contact met haar oma ('de oma') is inniger, maar misschien vooral wel omdat Katelijne geduldig publiek is voor diens getob over haar zieleheil en dat van haar overleden man.
Je voelt aan dat Katelijne geen plek vindt voor zichzelf in haar gezin, niet in de dorpsgemeenschap en ook niet in de kerk. Hoe het afloopt weet je niet, het boek stopt na zo ongeveer een jaar beschreven te hebben.
Het is verleidelijk te denken dat je hier van binnenuit een kijkje gegund wordt in het leven van een reformatorische familie in een Zeeuws dorp. Voor die 'blik van binnenuit' is veel belangstelling: inmiddels is het boek het beste debuut van 2009. Franca wordt dan ook in één adem genoemd met Jan Siebelink, Maarten 't Hart en Jan Wolkers. Hoewel, zo schrijft men, ze niet wil afrekenen met 'haar' milieu. In interviews maakt Franca namelijk duidelijk dat ze zich niet langer als christen beschouwt. Als je dat eenmaal weet, lijken Franca en Katelijne samen te smelten tot één persoon en wordt het boek gemakkelijk gezien als een autobiografische beschrijving van een gedeelte van Franca's eigen levensweg. Zelf ontkent de schrijfster dat en benadrukt ze dat het literatuur is: een (verzonnen) verhaal.
Als ik Treur recht wil doen, mag ik uit haar boek niet zomaar conclusies trekken over het reformatorische milieu. Hoewel haar beschrijving hier een daar overeenkomt met wat ik zo nu en dan van mensen over hun reformatorische jeugd hoor. Er zullen wel autobiografische elementen in het verhaal zitten, denk ik zo. De inwoners van haar geboortedorp herkennen zich er namelijk ook in.
Wat mij trof is het gebrek aan liefde. Je vindt het niet in het samenleven (mensen oordelen keihard over de anderen in het dorp), je vindt het niet in het kerkelijk leven (God is een oordelende god, die maar enkelingen genade gunt), je vindt het eigenlijk ook maar nauwelijks in Katelijne's eigen gezin (er wordt snel geoordeeld over intenties en nog al eens negatief).
Dat is voor mij de grote armoede in dit verhaal: een verhaal over mensen zonder (veel) liefde. Dat kun je niet zomaar aan reformatorische christenen toeschrijven, zelf in een dorp opgegroeid weet ik dat het dorpsklimaat hard kan zijn. En zelf in een andere kerkelijke richting opgegroeid, weet ik dat het kerkelijke klimaat ook heel hard kan zijn. Dat is niet alleen voorbehouden aan reformatorischen. Maar refo of niet, het is wel erg als het belangrijkste exportproduct van orthodoxe christenen een mix van liefdeloze plichtsgetrouwheid en keiharde oordelen lijkt te zijn. Ik zou willen dat ook dit een verzonnen verhaal was.
woensdag 14 april 2010
Bijgeloof
Is bang zijn voor de invloed van 'geestelijke machten' bijgeloof?
Er is toch wel zeker sprake van 'machten en krachten'! Lees de brief aan de Efeziërs er maar op na (Ef. 6). Of anders: volg onze Heer en zijn apostelen op hun reizen door Israël en van daaruit via Samaria naar de rest van onze wereld. Ze hebben hier toch constant mee te maken? De laatste generatie christenen nog steeds! Luister maar naar verhalen van moderne 'apostelen', die de macht van de boze vaak heel duidelijk ervaren.
Er zijn geestelijke machten! En de boze heeft echte invloed op deze wereld! Dat is geen bijgeloof. Ik ben van hun bestaan en hun invloed volledig overtuigd. Het is een werkelijkheid waar we elke dag voor bidden: 'verlos ons van de boze'.
Geloven in het bestaan van geestelijke machten is beslist geen bijgeloof. Toch geloof ik dat bang zijn voor- en het steeds angstiger worden voor- de invloed van geestelijke machten onder christenen wel bijgelovige trekken kan krijgen. Als ik hoor van oprechte gelovigen die zich zorgen maken over een 'generatievloek' bijvoorbeeld. D.w.z. ergens in de lijn van je voorgeslacht komt iemand in aanraking met een boze macht en dat werkt dan op een negatieve manier door in alle nakomelingen. Zo kun je dus zonder het te weten besmet zijn met de invloed van een boze macht. Als dat zo is ga je - zeker als het slechter met je gaat- al gauw denken aan dat boze: kleeft er iets aan mijn familie waarvan wij nog bevrijd moeten worden?
Het doet me denken aan verhalen die ik over de animistische bewoners van Papoea heb gelezen. Hun dagelijkse leven is beheerst door de angst voor (boze) geesten. Iedere boom, iedere steen is bezield door een geest en die kan -als je niet heel goed rekening met hem houdt- invloed op je leven krijgen. Wordt je in die cultuur slachtoffer van ziekte dan is het logisch dat je op zoek gaat naar de boze macht die daar verantwoordelijk voor is. Heb je die eenmaal gevonden dan probeer je jezelf met behulp van een vaststaand ritueel van de invloed van die macht te ontdoen. Soms roep je daarvoor de hulp van een 'specialist' in: een medicijnman die de geestenwereld kent en de passende rituelen beheerst.
Dat zijn vóór-christelijke 'bíjgelovige' gebruiken. In het zelfde gebed waarin onze Heer ons leert te bidden voor verlossing van de boze, belijden wij: 'Want van U is Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.' Daarmee erkennen we -vol lof- wie werkelijk de Heer van onze wereld is. Dat is niet de satan en dat zijn ook niet de machten, maar dat is onze Heer Jezus Christus.
Dat leert ons dat we in zijn buurt veilig zijn en dat we voor de boze geen angst meer hoeven te hebben. Het is na Christus opstanding niet meer nodig zo in het leven te staan.
Dat leert ons dat we in zijn buurt veilig zijn en dat we voor de boze geen angst meer hoeven te hebben. Het is na Christus opstanding niet meer nodig zo in het leven te staan.
Je moet de satan niet onderschatten, hij is een machtige gevallen engel, zelfs een aartsengel als Michaël toont respect voor die macht (Judas vs 9). Maar je hoeft satan niet te 'vrezen'. Dan geef je hem en zijn volgelingen teveel eer en gaat de angst voor satan je vertrouwen in je Heer overstemmen. Speciale rituelen zijn niet nodig, een simpel beroep op je Heer volstaat: 'verlos ons van de boze.' Als je zo leeft ben je in goed gezelschap, ook de aartsengel Michaël volstond met een beroep op zijn Heer: ''Moge de Heer u straffen.' (Jud 1,9).
Maar wat dan als je dit soort machten (onbedoeld) hebt uitgenodigd in je leven leven te komen? Ja, dat is weer een ander verhaal
dinsdag 6 april 2010
Bang?
"Ik weet niet goed wat ik hiermee moet!"
Ze keek me ongerust aan. Ze hadden met elkaar gesproken over 'geestelijke machten' en ze was er eigenlijk bang vandaan gekomen. 'Kunnen we zomaar onder de invloed raken van allerlei machten?", was haar vraag eigenlijk. Als dat zo is, is dit inderdaad een reden om je flink ongerust te maken: wat moet je dan doen om veilig te zijn?
De laatste maanden hoor ik dat nogal eens meer om me heen. Er wordt kennelijk heel wat over gesproken onderling. D.w.z. over geestelijke machten, bezetenheid, vervloekingen e.d. En ik hoor ook van remedies als 'het bevrijdingsgebed', dat je moet bidden om mensen te bevrijden van bezetenheid.
Ik schrik nogal van de ongerustheid en angst om me heen. Zijn christenen opnieuw bijgelovig aan het worden?
Dat zou ik een slechte ontwikkeling vinden. Vandaar dat ik er in deze eerste week na Pasen graag iets over schrijven wil. Want juist met Pasen vieren we de overwinning van de Heer over de overste van deze wereld (Joh 12,31).
Begrijp me goed: geestelijke machten zijn reëel. We lezen erover in Efeze 6, 12.: we hebben te vechten tegen 'hemelse vorsten', 'heersers en machthebbers van de duisternis' en' kwade geesten'.
Als je die zo op een rij ziet staan moet je misschien even slikken. En toch hoef je niet bang te zijn. Wij zijn geen groep commando's die achter de vijandelijke linies zijn gedropt en nu helemaal op zichzelf aangewezen zijn, nee we trekken achter onze Heer aan op die zijn vijanden voor zich uit opjaagt. We hebben ons aan Hem toevertrouwd en vallen nu onder zijn bescherming. En daar mag je Hem ook steeds om bidden. En dat betekent nogal wat: 'de aanklager van onze broeders en zusters', de satan, is sinds onze Heer in de hemel is ten val gebracht (Openb. 12,10). Hij kan nog wel wat ondernemen maar zijn aanvallen zijn alleen daar gevaarlijk waar de Heer je niet beschermt.
Machten kunnen je dus niet zomaar wat doen. Je hoeft niet bang te zijn. Je leeft onder de bescherming van je Heer!Als jij nu zorgt dat je bij die kwade machten uit de buurt en bij je Heer in de buurt blijft, ben je veilig
Dat is ook het goede nieuws van Pasen.
Maar wat moet je dan met al die waarschuwingen van sommigen van onze medechristenen?
Daarover een volgende keer meer...
Abonneren op:
Posts (Atom)