vrijdag 31 december 2010

Reflecties

"in zijn ogen zie je vóór alles de anderen..."
Glimlachend vertelden ze me hun boodschap. 'Wel een beetje vervelend dat we u voor een voldongen feit zetten.' Maar ja, ze hadden het wel helemaal gevonden in die andere gemeente. Of ze de Heer Jezus dan niet meer herkenden in onze gemeente, vroeg ik. Jawel hoor, zeker, de gemeente had ook veel voor hun betekend, maar nu liep hun weg verder in die nieuwe gemeente. Ze waren er eigenlijk wel zeker van dat God ook wilde dat ze nu dáár heen zouden gaan. 'Maar in die gemeente waar jullie heen gaan is alles al, zijn jullie gaven dan niet meer op zijn plaats in onze gemeente?' , probeerde ik nog. Nee hoor, voor hun persoonlijke geloofsontwikkeling moesten ze nu ergens anders heen. 


Afgelopen dinsdag las ik het in het Nederlands Dagblad het artikel over het teruglopende bezoek aan de 'tweede dienst'. Daarin wordt Stefan Paas geciteerd. Hij zei onlangs dat "het zwaartepunt van het geloofsleven verschuift weg van het collectieve en naar de persoonlijke pelgrimage." Toen ik het las, kwam bijna onmiddellijk de herinnering aan dit gesprek weer naar boven. Verslagen ben ik destijds na dit afscheid naar huis gereden. Dat zat - zo merkte ik- dieper dan het afscheid zelf. Het heeft even geduurd voor ik dit onder woorden kon brengen.
Hun geloven was zo persoonlijk geworden dat vele anderen er uit verdwenen waren. Hun oude gemeente werd bijna glimlachend achtergelaten op weg naar een andere - voor hen veelbelovender - gemeente. In plaats van de anderen zag je in hun ogen vooral de weerspiegeling van hen zelf: 'eigen ontwikkeling' en 'onze persoonlijke weg'. Die zinnen komen uit een heel andere bron dan:  Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. (Joh 13:14) In zijn ogen zie je vóór alles de anderen. Zijn apostelen geven dit 'dienen' weer aan anderen door. Maar in hun ogen werden vooral zij zelf zichtbaar. Onthutsend vond ik dat, je lijkt dezelfde taal te spreken, maar bent in feite vreemden voor elkaar geworden. Je begrijpt nog wat er gezegd is, maar je 'verstaat' het niet meer. Belangrijke woorden zijn  vervangen door andere. 'Dienen' door 'persoonlijke ontwikkeling' en 'dé weg' door 'mijn weg'.
En je wordt bang dat het in dit geloven wel eens veel meer om het 'zelf' dat om 'Christus' zou kunnen draaien.
Met de 'anderen' lijkt de bestemming er uit verdwenen.

De verschuiving die Paas constateert maakt me dus niet alleen maar blij, maar ook bezorgd. Jazeker, het collectieve geloven kan een gevangenis worden waarin het hele geloven draait om wat de 'anderen er van vinden'. Je kunt niet geloven om 'de anderen'. Op de duur haak je af. Dat zie ik om me heen gebeuren. Maar als 'collectief' vervangen wordt door dit 'al te persoonlijke' dan is het of de 'brullende leeuw' vervangen wordt door 'een sluipende tijger'. Het gevaar is nog steeds dodelijk, maar je hoort het niet meer aankomen en zo is het eigenlijk nog veel gevaarlijker.

Het is mijn wens dat we als gelovigen niet allen groeien in het dienen van Christus, maar tegelijkertijd ook in het dienen van elkaar. En dat de persoonlijke kennis van Christus zich verdiept in de persoonlijke omgang met elkaar en de ontdekking dat we samen op weg zijn naar het Koninkrijk.
Als de verschuiving naar het persoonlijke dit inhoudt dan gaan we een jaar vol heil en zegen tegemoet.

woensdag 8 december 2010

Arie over kerkverlating


Eén van de lezers van mijn Blog over 'Arie de Rover' speelde me een toespraak toe die hij gehouden heeft op de dag die de Driehoek 20 november jl. organiseerde over kerkverlating. Hij was 'diep getroffen', schreef hij erbij.
Arie de Rover gaat in zijn lezing in op de gevolgen van kerkverlating voor met name de ouders. Kerkverlating raakt je op zielsniveau. Relaties en zeker die met kinderen, zijn de kern van de ziel. En je ziel verlangt naar erkenning. Waar haal jij je erkenning uit? Loslaten is soms een ingewikkeld proces, maar pas als een kind weg mag gaan, kan hij ook thuiskomen. Zegen je kind en laat hem gaan!

Toen ik ging luisteren had ik dezelfde ervaring. Van harte aanbevolen!

De lezing kun je hier beluisteren
De tekst is hier na te lezen

vrijdag 3 december 2010

2 profeten




 "De afgelopen dagen had ik twee profetische ervaringen die me behoorlijk raakten".
De boodschappen kwamen niet rechtstreeks maar via anderen. Maar een boodschap is in mijn optiek evengoed profetisch als die via een ander bij je komt.


Wanneer ik zaterdag even beneden kom om iets te drinken, attendeert Annet (mijn vrouw) mij op een artikel in de bijlage van het ND over een 'theologisch student die volle kerken trekt' .Op dat moment lang niet fit, besluit ik het er maar even bij te laten en duik maar weer in bed.
Twee dagen later komt het dan toch van en met stijgende verbazing lees ik het interview met David Heek, een theologiestudent met preekconsent in de Vrijgemaakte Kerk. Hij trekt volle kerken, zoals ook mijn neef - die hem al eens gehoord heeft- me die avond verzekerd. Maar hij wordt zeer waarschijnlijk geen dominee.
Hij gebruikt graag duidelijke taal, zo blijkt me al snel. "De GKv zijn passé, lees ik en: "ik bespeur een gebrek aan gemeenschap, we houden niet van elkaar, we bidden niet voor elkaar. Ik bespeur kleingeloof in de dingen die God kan doen en formalisme." De stelling "God kan niets beginnen met zeikerds", komt hem op de kritiek van de classis te staan.
Met gemengde gevoelens leg ik het artikel aan de kant. Dit slaat ook op ons: voor GKv kan ik ook NGK, CGK... of een andere gevestigde kerk invullen, begrijp ik wel van hem. En wat hij beschrijft herken ik ook: kerken zijn vaak nog zover van hun doel vandaan. Ze zouden bakens voor zinzoekers moeten zijn, warme herbergen voor eenzame zwervers, maar blijken dan bastions te zijn met zwaar verdedigde poorten. Wie van buiten naderen en niet als vriend herkend worden lopen het risico met gloeiend hete pek overgoten te worden. En het binnenklimaat is veel te vaak nog ook helemaal niet fris. O ik herken het zo, zo verontwaardigd ben ik ook vaak geweest. Ja hij heeft iets van een profeet, inderdaad: 'Amos uit Spakenburg'.
Maar als ik vervolgens lees "maar het heeft geen zin om het gevecht aan te gaan met een kerkelijke cultuur die volgens hem niet zal overleven", denk ik verontwaardigd: wat is dat nou voor profeet!  Hij gaat er vandoor! En in gedachten zie ik zijn voorganger Jona te scheep gaan vanuit de haven van Spakenburg. En zo denken de jongeren die ik hier 's avonds over spreek er ook over, merk ik. Hij heeft een punt, maar wat heeft het zo voor zin?

Heel anders ervaar ik de volgende avond Arie de Rover: "Het gaat er niet om wat we doen, maar wie we zijn voor God". We zijn in de grote auto van Gerbrand van Elten door het aardedonker over smalle weggetjes ergens midden in het Groene Hart' aangekomen. Arie ontvangt ons in het pas gerenoveerde retraitecentrum 'Renovita' ergens bij Bleskensgraaf. We zijn als projectteam van het 'Feest van Genade' naar hem toe gereden om met hem te overleggen over de toerustingsavonden die hij komend voorjaar voor onze gespreksleiders zal houden. Maar méér dan dat hij het uitlegt, laat hij ons zien wat genade betekent. De Rover is werkelijk bezeten van genade en hij heeft ontdekt dat wij als kerken ons daarin nog veel meer in kunnen verdiepen. "Genade blijft in kerken vaak oppervlakkig."Dan is het goedkope genade" "Genade wordt pas genade voor je, als het je werkelijk van binnen raakt." Het moet op dat diepe niveau binnenin bij je plaatsvinden.".
We zitten ademloos naar hem te luisteren. Hij ziet even scherp als David Heek. Maar op een vriendelijke en indringende manier probeert hij ons genade te laten ervaren. En hij laat ons vervolgens niet met de boodschap achter, maar hij blijft bij ons en spreekt met ons door om ons tot de ervaring van genade te brengen. En hij wil ook graag nog eens naar onze gemeente toekomen om het ons allemaal te laten zien.
Een groot verschil met de profeet uit Spakenburg.

Voor een indruk van Arie zie de video boven...
Voor het interview met David zie artikel in het ND

vrijdag 12 november 2010

Niet langer dan 6 jaar



"Predikant niet langer dan 6 jaar in gemeente" sprak de kop boven het artikel me streng toe.
Ik wreef me de ogen nog eens uit, het was tenslotte maandagmorgen. Maar het stond er echt! Enigszins bezorgd las ik verder, ik ben predikant en zojuist aan mijn vijfde jaar begonnen, dus dit gaat over mij. Dat betekent over twee jaar verkassen. Weer met het hele gezin op een enkele reis naar elders. 't Zou voor onze jongste de derde verhuizing, voor onze andere -nog thuiswonende- kinderen de vierde verhuizing worden. Mijn oudste heeft al eens gedreigd: "als jullie weer gaan verhuizen, dan blijf ik hier wonen hoor!" En dan heb ik het nog helemaal niet over de baan van mijn vrouw.



Terug naar het artikel: wat rechtvaardigt dit leed dat mijn gezin (opnieuw) boven het hoofd hangt? Nou dat liegt er niet om, als je niet op tijd vertrekt dan dreigen: 'eenzijdigheid, tunnelvisie, belemmering van dynamiek, beperking van groei en de remming van de eigen ontwikkeling.' Of het hier over de gemeente gaat of over de bewuste predikant staat er niet bij, maar in beide gevallen lijkt het me even ernstig. De werkweek is nog maar pas begonnen, maar wakker ben ik nu wel. Wanneer zou deze aftakeling inzetten, vraag ik me af? Kan men na twee jaar de eerste tekenen van dit verval al zien of is dat werkelijk pas na zes jaar? De enige opluchting is eigenlijk dat het een opmerking betreft van een deputaatschap in de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt en mij dus niet direct aangaat. Maar stel je voor dat ze anderen op ideeën brengen!

In de loop van die maandag roept de opdracht van dit deputaatschap steeds meer vragen in me op. Voor me zie ik het -nog steeds- enthousiaste, lachende, gezicht van ds. Orlando Bottenbley. Toch al zo'n 22 jaar voorganger in dezelfde gemeente, Bethel in Drachten, die in die periode van 60 naar 2500 leden groeide. Waar 'eenzijdigheid' en 'tunnelvisie' je al niet kunnen brengen!, denk ik dan. En na hem komen Rick Warren, inmiddels 30 jaar in de Saddleback Church (20.000 bezoekers per zondag), Bill Hybels en zijn Willow Creek Church (35 jaar en 17.500 bezoekers) en Tim Keller en zijn Redeemer Presbyterian Church in NewYork (21 jaar in welke periode het bezoekersaantal groeide van 50 naar 5000) voorbij.
En in die rij loopt ook mijn eigen grootvader, ds. Jan van Dijk. Hij diende 27 jaren in de Gereformeerde Kerk van Schildwolde. Uit de verhalen die je nog kunt horen, krijg ik juist de indruk dat het vertrouwen dat er in die periode tussen hem en zijn gemeente was ontstaan, deze forse gemeente in de periode van de Tweede Wereldoorlog en de Vrijmaking juist heel gehouden heeft. Of is dat in de ogen van het deputaatschap nu net 'een belemmering van de dynamiek' van deze gemeente?

Of zijn zij de uitzonderingen? Wijst onderzoek in de regel anders uit? Uit het rapport van Deputaten, dat ik er dan maar eens bij pak, wordt dit niet duidelijk. Er is geen verwijzing naar welk onderzoek dan ook. We lezen alleen van de 'overtuiging' van deputaten (p. 13). De schrijvers van dit rapport citeren zichzelf. Dit zijn -zo begrijpen we- hun welgemeende afscheidswoorden, dit deputaatschap wordt namelijk opgeheven. Rijst bij mij de vraag: hoe kunnen zij in een periode van zo'n 8 jaar (volgens mij ontstond dit deputaatschap zo rond het jaar 2002), tot zo'n fundamentele overtuiging komen?
We kennen natuurlijk de verhalen van langdurige verbintenissen tussen predikanten en hun gemeente, die voor beiden niet gelukkig waren. Maar zou je dan niet eerder tot de conclusie komen dat de reden daarvoor in de persoonlijkheid van de predikant of misschien zelfs in het karakter van de gemeente was gelegen?
Door de oorzaak van het probleem te zoeken in de duur van de verbintenis, zouden de werkelijke problemen wel eens buiten beeld kunnen blijven. Relaties zijn tegenwoordig kwetsbaar, ook die tussen een predikant en zijn gemeente! Maar dat probleem los je niet op door ze kort te houden. Ik geef toe dat ik dat ik me ook baseer op mijn overtuiging, maar men zal m.i. dieper moeten graven om de werkelijke oorzaken boven water te krijgen. Met deze oplossing bestrijd je alleen de symptomen, de kwaal blijft buiten beeld.
Het is alsof je het hoge aantal echtscheidingen wilt bestrijden met een verplichte beperking van de huwelijksduur tot 6 jaar. Levert vast ook minder echtscheidingen op, maar van een huwelijk zou  dan ook niets meer over zijn.

Klik hier voor het artikel en hier voor het rapport.

donderdag 28 oktober 2010

De valkuil van een generatie?


De afgelopen herfstvakantie las ik het Het Verzet, de debuutroman van de onlangs overleden schrijver Harmen Wind. In het boek neemt zoon Hessel afscheid van zijn koppige, gereformeerde, Friese, vader.
Deze combinatie van bijvoegelijke naamwoorden belooft forse confrontaties en die belofte wordt ruimschoots vervuld. Vader Homme staat voor zijn zaak en kan de vragen die zijn zoon soms heeft niet begrijpen.
Ja sterker, iedere vorm van twijfel is hem vreemd. Hij beantwoordt elke uiting van onzekerheid -in zijn ogen vaagheid- met duidelijkheid: een herinnering aan de leer of -als er niet gesproken kan worden- met een resoluut opstaan om vervolgens uit de kerkdienst weg te lopen.
Toch schrijft Harmen - Hessel is zijn pseudoniem- een teer portret over zijn overduidelijke vader, het is geen afrekening. Het is zoals op de omslag van het boek: in de zware klei zie je de hemel weerspiegeld in de plassen die tussen voren zijn blijven staan. Inderdaad als water sijpelt de liefde voor zijn vader tussen de stenen van dit hoekige monument door. Als die uiteindelijk sterft, grijpt het Hessel bij de keel. Hij hield van zijn hoekige vader. En toch kan hij niet echt afscheid van hem nemen (zoals hij wel van zijn moeder kon) omdat hij niet echt een emotionele band met hem aan kon gaan is het onmogelijk in die taal afscheid van hem te nemen. Vader Homme sterft alleen - terwijl Hessel onder handbereik naast zijn bed zit- en Hessels liefde blijft feitelijk onbeantwoord. Die taal sprak zijn vader niet, hij kon zijn liefde alleen indirect tonen.

Ik leer vader Homme en zijn zoon Hessel kennen onder het dak van mijn ouderlijk huis, waar ik het boek lees in mijn herfstvakantie, een maand na het overlijden van eigen vader. En dit verhaal klinkt tussen die muren ook weer vreemd vertrouwd. Mijn vader was een heel andere man dan heit Homme, maar ook hij stierf alleen. En als je het mij vraagt om dezelfde reden: hij was evenmin thuis in het emotionele. Dat heel persoonlijke -wat sterven toch is - kon hij niet met je delen. Hij stuurde ons steeds weer bij zich vandaan, moeizaam formuleerde hij: 'ga maar naar je moeder'. Dat was  heel zorgzaam van hem maar in die laatste dagen voelde het ook alsof hij je 200 km bij zich vandaan stuurde.
Dat was echt mijn vader: je kon heel dichtbij hem zijn en toch geen contact met hem krijgen. Was hij niet alleen lichamelijk maar ook emotioneel gehandicapt? Is dat omdat hij net als heit Homme een Noorderling was? Of heeft het te maken met hun gereformeerde afkomst? Uit mijn jeugd herinner ik me wel de gesprekken over de gereformeerde zekerheden maar niet zo over de gereformeerde gevoelens. 't Was van een andere steensoort dan vader Homme, maar toch wel degelijk van een soort steen: duidelijk, tastbaar en ontwijfelbaar. En was het mijn vader niet -hij had zo zijn  vragen- dan toch in ieder geval het (vrijgemaakte) gereformeerde wereldje om hem heen.

Of was het vooral de valkuil van die generatie? Want bij mij wordt de indruk steeds sterker dat dit voor veel meer uit zijn generatie gold. Duidelijk in overtuiging, stamelend in de liefde.
Kun je zomaar iets beweren over een hele generatie? Nou nee, Mladic en een heel aantal van zijn slachtoffers behoorden tot dezelfde generatie om maar iets te noemen. Binnen één generatie komen heel verschillende mensen voor.
Maar het zou natuurlijk wel de kwetsbare plek van die groep kunnen zijn! Juist op dit punt gaat het gemakkelijk mis. Blijft voor mij nog wel de vraag: waarom leerden de gereformeerden onder hen dan niet alsnog de taal van de liefde spreken? Dat is toch de hoofdtaal van de Bijbel! Of was het leven sterker dan de leer?

N.a.v. Harmen Wind, Het verzet, Amsterdam: De Arbeiderspers 2002

donderdag 14 oktober 2010

Bijbels wereldbeeld?


Twee gemeenten geleden, hoorde ik een collega de volgende opmerking maken:
"'t Is een christelijk werk om heidenen te bekeren (en hij kon het weten, hij had jaren op Irian gewerkt) maar (vervolgde hij) 't is een heidens werk om christenen te bekeren."(dat kon hij ook weten, want hij werkte inmiddels al weer jaren in Nederland).
In mijn laatste Blog kwam ik er op uit dat ons wereldbeeld (de kijk op de wereld die wij 'normaal' vinden), sluipenderweg de invloed ondergaat van een een heel nieuwe manier van leven en denken. Die komt voort uit een heel ander wereldbeeld. Ik ging er daarbij gemakshalve vanuit dat wij -christenen- van huis uit een 'bijbels wereldbeeld' hebben. Dat leverde me een reactie op van een andere collega die mij er op wees dat ons 'bijbelse wereldbeeld' vast niet 24 karaats is. Met andere woorden, hoe bijbels is het eigenlijk? Zitten er eigenlijk van huis uit niet allerlei bijbelvreemde elementen in?

De theoloog Henk Vreekamp schreef daar een boek over: 'De tovenaar en de dominee'. Hij schrijft dat toen het evangelie hier in de Lage Landen aankwam, het ook niet binnenkwam in een neutrale cultuur. Het kwam aan bij Germaanse mensen en raakte vervlochten met gedachten en gebruiken die ze van huis uit bij zich hadden. En zo ontstond wat wij nu Kerst noemen, een christelijke variant van het ooit Germaanse Midwinterfeest. De boom, de kerstkransjes en de lichtjes, ze zijn uit een heel andere landstreek afkomstig dan de velden van Efratha. Redelijk onschuldig, hoewel ze het geboortefeest behoorlijk in de weg kunnen zitten. Maar ja dat is dan ook geen bijbels feest.
Ernstiger is de van oorsprong Germaanse ('heidense' schrijft Vreekamp) verering van het leven in het hier en nu. Het leven zélf is heilig, is doorademd van een sacrale sfeer: je eigen land, de natuur, zon en maan, je voorouders. Dat alles mag je vereren en dan is het goed. Maar de Heer roept je nu net vandaan van dit vertrouwde leven naar het heilzame van de toekomst. We verwachten een Koninkrijk dat nog aan het komen is. Het volgen van je Heer Jezus maakt je principieel 'wereldvreemd'. Hoe sterk zouden we ons christelijk geloof nog onder de invloed van onze voorouders beleven? En dus proberen in te passen in de 'levenslust' die we van hen geërfd hebben?

Zo raakten de oude Germaanse mythe en het nieuwe geloof met elkaar verstrengeld. Maar natuurlijk verdween er ook veel: bijv. al die 'heilige plaatsen' (heilige bomen en bronnen e.d.) waar men vroeger 'god' ontmoette. Maar de behoefte aan de ontmoeting met God bleef en zo ontstond de mystiek. Gelovigen zoeken een nieuwe heilige plaats: hun eigen hart. Dáár wil men nu God ontmoeten. Vreekamp ziet dit als de oorsprong van het bevindelijke geloven, dat hier in de streek zo sterk leeft. Zijn leermeester Van Ruler noemde dit een ketterij groter dan de vrijzinnigheid.
Het verlangen naar de intieme nabijheid van God, dat tegenwoordig een belangrijke stroming in de kerken is, zou een tak aan dezelfde boom kunnen zijn. Het kan een christen van zijn roeping afbrengen: die gaat helemaal op in zijn eigen gevoelsleven en komt zo niet meer aan zijn naaste toe. Terwijl je als christen nu net geroepen bent door God en je naaste lief te hebben vorm te geven aan Het Koninkrijk van God.
'Geef je er rekenschap van dat het heidendom (ook WD) nog in je leeft', schrijft Vreekamp.
Als mijn collega gelijk had, is dat inderdaad heel belangrijk.

woensdag 29 september 2010

Kwetsbaar wereldbeeld


Twee van mijn neefjes  worden werkelijk niet goed als ze vermoeden dat iets varkensvlees is.
Voor hen is het echt misselijkmakend! Dat heeft alles met hun opvoeding te maken: ze hebben geleerd dat varken onrein is, want ze zijn van Joodse afkomst. Die overtuiging zit bij hen zo diep, dat ze zelfs een sterke lichamelijke reactie krijgen als ze ergens varken vermoeden.
Een enorm contrast met het verheerlijkte gezicht van mijn vader als hij zich gnuivend voorbereidde om die smakelijk gebakken karbonade eens soldaat te gaan maken.
Wat een overtuiging niet met je kan doen! Die kan blijkbaar zelfs je smaak beïnvloeden!

De Britse theoloog Tom Wright is van mening dat dit soort overtuigingen niet op zichzelf staan. Ze passen in je kijk op de wereld, je wereldbeeld. Dat is je totaalvisie op het leven. Dit zit bij de meeste mensen zo diep, dat ze zich deze helemaal niet zo bewust zijn. Hun kijk op het leven is 'vanzelfsprekend'. 'Natuurlijk is iets zo, dat is toch 'normaal'! Deze fundamentele overtuiging zit dieper dan je gedachten en zelfs je gevoelens, je denkt er niet meer over na. Het is een meestal onzichtbare drijvende kracht in je leven, net zoiets als de wind in de rug als je fietst.
Maar dit wereldbeeld is wel degelijk aangeleerd. Door de invloed van je ouders, familie, vrienden, dorpsgenoten en medekerkleden is het langzamerhand - diep in jezelf- ontstaan en stuurt het je doen en laten. Hun verhalen, gewoontes en voorbeelden hebben invloed op je wereldbeeld. En dat wereldbeeld bepaalt in belangrijke mate je levensstijl.

Onder christenen  is een bepaalde levensstijl  jaren vanzelfsprekend gebleven. Zelfs toen grote groepen in onze samenleving  anders gingen leven, hielden zij vast aan wat ze als goed bleven zien. Het bijbelse wereldbeeld bleef vanzelfsprekend hun levensstijl sturen.
Maar de laatste jaren merk je dat ook onder 'ons' andere gewoonten zichtbaar worden. Om een voorbeeld te noemen: de kijk op relaties is snel aan het veranderen. Samenwonen  wordt steeds vaker als heel gewoon gezien. Voor sommigen is dit zo vanzelfsprekend geworden dat ze geen enkele reden zien om er nog over in gesprek te gaan. Het is 'normaal' geworden. Je merkt dus dat hun wereldbeeld veranderd is, zo diep zit het!
 
Je moet wel tot de  conclusie komen dat er andere verhalen dan die uit de bijbel en andere gewoonten dan de bijbelse zijn die invloed op ons hebben gekregen en die ons  wereldbeeld van binnenuit aan het veranderen zijn. Maar dat zijn we ons helemaal niet zo bewust, dat is typisch voor een wereldbeeld. Je merkt het pas aan ons gedrag, dat met dat wereldbeeld mee verandert.
Welke verhalen en gewoonten hebben tegenwoordig  zo'n grote invloed op ons gekregen? En waarom? Passen ze eigenlijk wel bij het bijbelse wereldbeeld dat eerder zo bepalend voor ons was? Of zijn ze er vreemd aan en veranderen ze ons - zonder dat we ons dit echt bewust zijn- van binnenuit steeds meer in mensen met een niet -christelijk wereldbeeld en gaan we dus ook niet- christelijk gedrag vertonen?
Binnen de kerkenraad maken we ons zorgen over deze sluipende verandering in overtuiging en levensstijl. Over samenwonen zijn we dit voorjaar  aan een gesprek begonnen met de jeugdpastoraalwerkers. Deze maand zullen dat binnen de kerkenraad ook doen. We hopen er ook met jullie over in gesprek te gaan om ons zo opnieuw van ons wereldbeeld bewust te worden en wat daar invloed op heeft.

zondag 19 september 2010

Mijn vader


Op woensdag 8 september jl. overleed mijn vader, 76 jaar oud. We hadden er wel langer rekening mee gehouden, dat dit kon gebeuren. Het ging gewoon steeds slechter met hem. Maar hij leek zich er steeds weer bovenop te vechten. Zo vaak dat wij ook toen het nog slechter met hem ging, we ons zijn sterven maar nauwelijks voor konden stellen. Maar op die woensdagmiddag was hij er toch ineens niet meer: plotseling onvoorstelbaar afwezig.


Zijn sterven is op zich niet zo bijzonder (helaas). Dat wil zeggen voor anderen niet, voor ons natuurlijk wel. Nee, ik bedoel met die opmerking: elke dag sterven er dierbaren en we missen ze zeer.
Dát is niet bijzonder, zijn leven was dat wel.
Hij was nog geen 33 jaar oud toen hij betrokken raakte bij een ernstig auto-ongeluk. Hij raakte zwaar gewond . Hij overleefde het, maar hij zou nooit meer kunnen lopen. Na meer dan een jaar revalideren (Je vraagt je af hoe mijn moeder en hij het in deze tijd gered hebben) in een ziekenhuis in Amsterdam, kwam hij weer thuis in het Groningse dorp Niezijl, grofweg 200 km naar het Noorden. In een rolstoel! Naar huis gaan was hem afgeraden: mensen met zo'n zware handicap gingen in die tijd niet weer naar huis, maar naar een verpleegtehuis. Hij wilde wel naar huis en hij ging!

En zo reed hij op een dag de nieuwbouwwoning binnen (niet aangepast!), waar wij inmiddels naar toe verhuisd waren. Het heeft een tijd geduurd voordat mijn moeder en hij aan hun nieuwe rollen gewend waren. Zij moest nu ook zijn handen en voeten zijn en hij moest haar hulp leren accepteren. Daarin werden zij niet begeleid.
Met veel hulp van anderen, lukte het hen om een min of meer 'normaal' bestaan op te bouwen. Nou ja normaal, hun leven kwam weer wat in evenwicht, maar het was een zeer beperkte versie van het leven dat zij eerder hadden geleid.

Ze probeerden niet bij de pakken neer te zitten. En na een vruchteloos avontuur als sokkenbreier, ontdekte hij de elektronische schrijfmachine. Dat was een uitkomst. Hoewel hij alleen nog maar over zijn grove motoriek beschikte, kon hij deze machine met twee door hem zelf bedachte typestokken (twee pvc-buisjes met een rubberdop) bedienen. Al gauw zo snel dat het zakelijk interessant werd. Eenmaal gevestigd als Kopieerinrichting Dijksterhuis verzorgde hij type- en stencilwerk voor de wijde omgeving.
Van het één kwam het ander en zo rond 1970 - drie jaar na zijn thuiskomst!- begon hij Boekhandel Dijksterhuis. Van deze bloeiende zaak is hij tot 2001 de drijvende kracht geweest met mijn moeder en Ada Ramaker -een vriendin- als belangrijkste medewerkers.

Mijn broer en ik wisten niet beter dan dat onze vader in een rolstoel reed. En zagen er toen ook niets bijzonders in. Jongens uit de buurt werkten met hun vader mee, wij ook. Zij voetbalden met hun vader, wij organiseerden een rolstoelbehendigheidwedstrijd.
Al met al leefden wij een redelijk normaal leven. Wij hadden het goed thuis, daar zorgde mijn vader wel voor.
Achteraf realiseren we nu wel, dat het natuurlijk niet zo 'normaal' was bij ons thuis vroeger. Mijn vader was het zwaarst getroffen, maar ons hele gezin had een ongeluk gehad.
En dat is heel moeilijk te accepteren en ik vraag me af of hij het ooit heeft kunnen aanvaarden. Hij heeft er, denk ik, mee leren leven. Tientallen jaren na het ongeluk heb ik hem nog wel eens horen zeggen: "ik wilde dat de Here mij nog één keer mijn kracht zou teruggeven, net zoals Simson."

Maar hoe dan ook, mijn vader bleef actief. Als boekhandelaar, als boekhouder van de kerk, in de ondernemersvereniging, voor 'Dit Koningskind' enz. enz. Toen we een jaar of vijf geleden alles op een rijtje zetten, bleek hij er de hele tijd aldoor wat bijgedaan te hebben. Hij ontving voor al die activiteiten erkenning, toen hij in 2006 tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd werd.
De eerlijkheid gebied te zeggen dat hij dit natuurlijk nooit had kunnen doen, zonder mijn moeder en Ada.
Maar ja, alleen het gezicht dat de buitenwereld ziet wordt beloond, niet de mensen op de achtergrond.


Door de jaren heen kreeg hij regelmatig opnieuw last van zijn gezondheid. Maar hij kwam er altijd weer bovenop. Zelfs nadat hij in 1992 een werkelijk levensgevaarlijke maagbloeding kreeg. Hij leek zo sterk dat wij er aan gewend raakten dat 'hij er wel weer bovenop zou krabbelen'. Ook de laatste jaren.
Maar natuurlijk is dat niet zo, geen mens ontkomt aan het sterven. Ook hij niet!
Dat kan nog niet op deze wereld. Hij was aan het slot van zijn leven zo moe gevochten dat hij ook niet meer wilde blijven. Hij kon niet meer. Hij wilde naar 'huis', naar God. Woensdag 8 september werd het voor hem vrede.

En wij, wij proberen er aan te wennen dat hij er nu 'echt' niet meer is.
Maar daaraan zullen we wel nooit gewend raken.

dinsdag 24 augustus 2010

Een relatie die je rijker maakt

"Het onderwerp waar wij mee bezig zijn - God leren kennen - , zal het hart van elke christen sneller laten kloppen. Maar mensen die louter formeel met ‘godsdienst’ bezig zijn, zal het nauwelijks raken. Misschien blijkt juist daar wel uit, of iemand is wedergeboren."
J.I. Packer, God Leren Kennen, p. 28


Het is ruim twintig jaar geleden dat ik kennismaakte met J.I. Packer, een van oorsprong Britse Anglicaan die in Canada terecht gekomen is. Een persoonlijke kennismaking is het nooit geworden, maar het zat er wel dichtbij toen ik zijn boek 'God leren kennen'  las. Een zelfstandig christen bij wie grondige bijbelkennis samen op gaat met een enthousiast en vurig geloof (zie citaat boven). Een boeiende combinatie die je ook bij zijn leermeester C.S. Lewis tegenkomt.

Op dit moment ben ik zijn De belofte van de herder (2009) aan het lezen dat hij samen met Carolyn Nystrom schreef. Het gaat over 'Gods leiding in onze keuzes'. Nou ja, daar zijn we met zijn allen nogal mee bezig.
Dit boek is niet altijd heel gemakkelijk te lezen. Ik ben er nog niet helemaal achter waardoor het komt. Is het de vertaling? Heeft het te maken de leeftijd van de schrijver (hij is inmiddels 84!)? Maar ondanks dat wordt je er beslist rijker van. Packer geeft je zijn heel zelfstandige kijk op de leiding van God. En hij zou zichzelf niet zijn als hij dit thema niet breed en diep zou bespreken. Je vaart met hem langs een gevarieerd landschap van thema's, die allemaal met leiding te maken blijken te hebben.

Onze Heer gebruikt heel wat verschillende middelen waarmee Hij ons leidt. Eén ervan is de christelijke gemeenschap. Volgens Packer zet God ook de gemeente in bij het leiden van zijn kinderen. Maar dan moet die wel functioneren op de manier waarop God die bedoelde:
Voor velen van ons is gemeenschap niet meer dan een kop koffie of thee en een ontspannen praatje voor of na de kerkdienst of een andere christelijke bijeenkomst. Als we er zo over denken, zal de suggestie dat je wijze raad zult vinden door deze gemeenschap te raadplegen, weinig overtuigend zijn (167v). Scherp maar wel waar! Beleefdheid en vriendelijkheid schept nog geen vertrouwensband. Al is het een goed begin ervan.
Maar wat is gemeenschap dan wel? Gemeenschap is het resultaat van een manier van leven als je (samen WD) deelt wat God ons allemaal gegeven heeft. Ik geef jou wat ik kan delen, jij geeft mij wat jij kunt delen en we zullen beiden meer verrijkt en bemoedigd zijn dan hiervoor (168).
Mooi hè! 't Maakt me benieuwd wat onze God allemaal in petto heeft via onze broers en zussen in de gemeente. Want het is juist Christus, die zijn mensen helpt door zijn mensen.

Ja als dat zo is, dan doe je jezelf en de anderen wel tekort als je direct naar huis rent na een kerkdienst.
Beter nog even gebleven, wie weet wat je nog meepikt ná de dienst. 't Wordt hoog tijd dat we in de hal zitjes en bankstellen neerzetten. Zo kun je bij het geven en ontvangen van de kado's van Christus even gaan zitten.
Wel zo comfortabel.

n.a.v. J.I Packer en Carolyn Nystrom,
De belofte van de herder. Gods leiding in onze keuzes, Kampen: Voorhoeve 2009.

woensdag 18 augustus 2010

Het gelijk van New Wine?


De laatste week van onze vakantie brachten we door op het festivalterrein van Walibi, midden tussen de duizenden andere bezoekers van de zomerconferentie van New Wine. Hartverwarmend als het gaat om het onderlinge contact en de gesprekken. Maar de ervaring leert ons dat New Wine zijn eigen cultuur van lofprijzing en aanbidding heeft, zoals andere (kerkelijke) groepen die ook hebben. De 'vanzelfsprekendheid' van deze lofprijzingsmode kan een goed gesprek daarover in de weg staan. Goed om ook over deze vormen in gesprek te blijven. Dat levert vast winst op. In dit kader vond ik de reactie van Gerdienke dan ook verrijkend (zie vorige Blog, overigens voor de andere ben ik ook dankbaar!). Door haar uitleg begreep ik nu eens van binnenuit wat je kunt denken en voelen bij  de 'geheven handen' bij het lofprijzen. Ik zie dat het zo echt wat kan toevoegen.
Ook over andere zaken zou ik graag nog verder doorpraten, omdat ik nog niet overtuigd ben van de bijbelse noodzaak ervan.



Als ik dat laatste zinnetje teruglees, ziet dat er gelijk loodzwaar uit. Goed om hier te schrijven dat ik dit niet bedoel als een veroordeling, om mensen tot zwijgen te brengen. Integendeel, ik wil het gesprek erover nu juist graag bevorderen. En dat gesprek beschouw ik als een gesprek tussen broertjes en zusjes van dezelfde familie. Want dat is me duidelijk: we horen allemaal bij dezelfde partij: die van de Heer Jezus Christus.


Maar en dat leert de ervaring :-) me. Je kunt je ook tussen je eigen familieleden verlegen voelen worden. Mij gebeurde dat op de zomerconferentie bijna altijd wanneer sprekers en aanwezigen van Gods bijbelse spreken omschakelden naar het 'onmiddellijke spreken van de Geest'. 
Bij het bijbelse spreken van God zijn spreker en luisteraars allemaal gelijk. Wij zitten als het ware samen luisterend aan de voeten van God. Je leest een bijbeltekst (mee) en laat die op je inwerken. Daar kun je met elkaar over in gesprek raken. Je kunt ook onder de indruk komen van het inzicht dat een medegelovige in het Woord van God heeft (gekregen). Je kunt het er ook niet mee eens zijn, je staat immers op dezelfde hoogte als je medemens. Maar ook dan helpt het je het Woord van God beter te begrijpen. Al luisterend en sprekend worden al je menselijke vermogens ingeschakeld om mee te denken, te kijken en te voelen met het Woord van God. Zo vormt de omgang met het Woord je. Daarin herken je het werk van de Heilige Geest die al onze (van God gekregen) menselijke vermogens activeert om onze Heer beter te kunnen volgen én die ons als gelovigen aan elkaar verbindt om elkaar te dienen in het luisteren naar (en volgen van) Gods Woord. Ik ben dankbaar voor alle leermomenten die de zomerconferentie van New Wine me geboden heeft. Of het nu instemming of reactie was, altijd ben ik rijker van geworden.


Maar ik ben nog steeds verlegen met 'het onmiddellijke spreken van de Geest', zoals ik dat op de zomerconferentie meemaakte. Mijn medechristen verandert op dat moment in een boodschapper van God met een bericht of een ingeving die rechtstreeks van Hem afkomstig is. We staan niet meer op hetzelfde niveau samen voor God, maar hij (of zij) staat als boodschapper tussen mij en God in.
De gedachte is indrukwekkend: God heeft een boodschap voor mij persoonlijk. En daar is een gelovige (dus ook ik) gevoelig voor, omdat ik graag persoonlijk door God aangesproken wil worden. Uit de Bijbel weet ik dat dit ook zo kán. Christenen uit alle tijden krijgen directe boodschappen van God. Dát maakt me niet verlegen.
Wél het feit dat je dit kennelijk kunt organiseren in een samenkomst en ook dat ik het moment van toetsing mis. 


Komt de Geest altijd met een boodschap als wij er voor klaar gaan staan? Op de zomerconferentie wel. Zodra er bijv. ministry is, spréékt de Geest (in beelden, ingevingen en woorden). Is dat eigenlijk altijd zo, maar missen wij het doorgaans omdat we er niet op letten? Maar als de Geest zo onafgebroken aan het Woord is in bijzondere, persoonlijke boodschappen, lopen we dan niet het risico dat onze aandacht helemaal opgaat in deze persoonlijke openbaringen, ten koste van de bijbelse openbaring? (Ik zie in de praktijk de directe link tussen deze twee nl. lang niet altijd). Dreigt de verhouding tussen de bijbelse boodschap en de persoonlijke boodschappen op bepaalde momenten niet helemaal zoek te raken?
Daar komt bij dat mijn medegelovige - ook als kind van God-  een kwetsbaar mens blijft! Hoe weet ik nu dat het geen andere geest is die via hem spreekt (dat overkwam zelfs Petrus, Mat. 16,23)? Of dat de bron van de boodschap ergens diep in haarzelf ligt? De ruimte om de boodschap te toetsen, die ik anders wel heb, valt ineens weg.

Jazeker in de seminars benadrukt men keer op keer dat men verstandig en voorzichtig moet zijn in het uitdelen van boodschappen van God. Maar als ontvanger heb ik daar niet zo veel aan. Ik sta als mens voor een ander mens, die mij zegt een boodschap van God voor me te hebben. Ik moet in een splitsecond beslissen of ik dit een als boodschap van God aanvaard. Maar hoe kan ik dit weten als ik niet kan toetsen? Mijn ervaring met mensen (zie mijn vorige Blog) heeft me geleerd, dat die vaak de zwakke schakel zijn in het doorgeven van Gods boodschap.


Kortom, dit is een zo kwetsbaar proces, dat ik er tot nog toe niet in slaag er in de praktijk goed mee om te gaan. Het resultaat is dat ik op New Wine niet zelden verlegen ben met de situatie omdat ik mijn verantwoordelijkheid niet langer kan nemen. Voorlopig blijf ik daarom nog op een afstandje staan kijken en vertrek vervolgens stilletjes uit de tent omdat ik de anderen niet wil storen in wat voor hen diepe overtuiging lijkt. En vraag ik me af: hoe raken zij toch zo overtuigd?

dinsdag 10 augustus 2010

De kwetsbaarheid van New Wine


De laatste week van onze vakantie brachten we door op het festivalterrein van Walibi, midden tussen de duizenden andere bezoekers van de zomerconferentie van New Wine. Hartverwarmend als het gaat om het onderlinge contact, maar regelmatig overviel me daar toch ook een gevoel van verlegenheid.


Ik ben nl. opgegroeid binnen de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerken. Als dat wel eens ter sprake komt -ik ben inmiddels ex-vrijgemaakt- wil men nogal eens meelevend reageren met de vraag: 'Zo en hoe heb je dat ervaren? Want voor velen is de vrijgemaakte kerk nog altijd de kerk waar men van mening is dat men 'de enige ware kerk is.' En men kan zich niet voorstellen dat je in zo'n klimaat zonder kleerscheuren opgroeit.
Nou ja, ik vond het nogal meevallen. Mijn ouders zijn milde mensen, die dat 'enige ware' nu niet aldoor liepen te benadrukken. Verder zijn er maar weinig vrijgemaakten die ik daar heel zwart-wit over heb horen spreken. Ze waren er wel, maar dat waren toch de uitzonderingen. Zoals je in iedere groep wel uitersten kunt horen.
Maar al werd het dan allemaal wat milder geformuleerd, men was toch wel degelijk van mening dat je maar het beste vrijgemaakt kon zijn: er waren eigenlijk geen kerken die de vergelijking met 'onze kerk' konden doorstaan. Praktisch functioneerde dat ook zo: de vrijgemaakten leefden vanuit het principe dat je daarom maar het beste met eigen volk kon omgaan. Je kerkt niet alleen samen, als je de keus hebt leef je ook met elkaar. Dus kwamen er 'eigen' vrijgemaakte scholen, een 'eigen' krant en nog een hele rits andere 'eigen' organisaties tot de GTCC (de Gereformeerde Tour en Caravanclub aan toe) om vertrouwd samen op vakantie te kunnen.
Natuurlijk was niet iedereen van alles lid, maar het bezoek van vrijgemaakte scholen, een abonnement op het Nederlands Dagblad en het lidmaatschap van de eigen politieke partij (het GPV) waren toch redelijk vanzelfsprekend onder meelevende vrijgemaakten.

Wanneer je binnen zo'n gemeenschap opgroeit, heb je natuurlijk wel eens je vragen bij de gangbare mening. Maar het 'gelijk van de groep' weegt zwaar. En daarmee bedoel ik echt niet dat er sprake zou zijn van een soort groepsterreur (al is dat ook wel voorgekomen), maar wat 'men vindt' heeft wel degelijk invloed op je. Je oriënteert je immers op de groep waarbij je hoort en al heb je zo je vragen, je geeft ze je vertrouwen. Al kun je het niet altijd direct volgen, 'ze zullen dit toch niet zomaar beweren!'. Als jongere vermoed je bij je vooraanstaande kerkgenoten een hoop levenservaring en het inzicht in de Bijbel dat je zelf nog zo mist. Velen zijn je lief en dierbaar en je neemt hun overtuigingen daarom al serieus.
Toen ik in de jaren tachtig theologie ging studeren in Kampen was dit 'vrijgemaakte denken' nog zo vanzelfsprekend dat er eigenlijk weinig aandacht aan besteed werd. We zijn toch immers gereformeerd!", heb ik iemand wel eens horen zeggen. Het gold kennelijk als het vanzelfsprekende gelijk van de vrijgemaakt gereformeerden.

Toen ik in de jaren negentig afstudeerde was dit denken zo veranderd, dat één van de jongere hoogleraren me op mijn vraag ernaar 'of the record' toevertrouwde dat "het 'ware-kerk-denken' natuurlijk een denkfout is." Het kan verkeren!
Het heeft me getroffen hoe binnen de vrijgemaakte kerken het denkklimaat ineens veranderde. Wat men ons jongeren jarenlang als het min of meer vanzelfsprekende, vrijgemaakte, principiële, gelijk voorleefde, was ineens 'natuurlijk niet zo'. Het klonk bijna een beetje als: 'dat was natuurlijk nooit zo geweest'. Het staat mij niet voor geest dat men in het openbaar echt afscheid genomen heeft van het oude vrijgemaakte denken, eerder dat men nog eens 'uitlegde' hoe 'dit natuurlijk nooit zo geweest was.': een nieuwe groepscultuur met een nieuw eigen gelijk. (Maar het kan zijn dat ik het officiële afscheid van het oude vrijgemaakte denken gemist heb!).
Feit is dat sinds de tweede helft van de jaren negentig de meeste exclusief vrijgemaakte organisaties in een rap tempo begonnen te verdwijnen, vrijwel alleen het vrijgemaakte onderwijs is nu nog over.
In de jaren daarna heb ik nog vaak gemerkt hoe de mensen op het grondvlak van de kerk nog onversneden vrijgemaakt dachten en er ook vanzelfsprekend vanuit gingen dat ik er ook wel zo over zou denken.  Dat moest natuurlijk wel spanning gaan opleveren.

Hoewel sommige veranderingen ten goede zijn heeft, de wijze waarop dit gebeurde heeft  mijn vertrouwen in een strak geleide groepscultuur flink aangetast. Zeker in  'de vanzelfsprekendheden' binnen een groep. Hoe vanzelfsprekend zijn onze opvattingen eigenlijk? Gods Woord is betrouwbaar, maar wij mensen zijn dat veel minder. Zoals Jeremia schreef: 9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? (Jer 17:9 NBV). Wij lezen in de Bijbel al snel het eigen gelijk terug. Dat geldt voor mij en ook voor de andere bijbellezers. We kunnen dus maar beter met elkaar in gesprek blijven. En dat is precies de bedoeling van deze Wieblog.

Want in charismatische kringen treft me opnieuw de groepscultuur. We doen nieuwe dingen omdat zoveel anderen er enthousiast over zijn en ze ook doen. En als iedereen het doet moet je sterk zijn om daar niet in mee te gaan. Zo zie ik onder bezoekers van de New Wine samenkomsten steeds meer handen de lucht in gaan en steeds meer mensen dansend, springend en klappend een feestje vieren op het ritme van de band. Waarom? Omdat iedereen het doet of uit overtuiging? Heb je dan bezwaar tegen die handen? Nee, maar ik ben ook nog niet overtuigd van de noodzaak! En het dansen, springen en klappen? Tsja 't kan natuurlijk, maar waarom doen we het zo? Het doet me bij tijden ook wel sterk denken aan de sfeer op één of ander 'dancefestival' en daar kan ook een heel ander levensgevoel in meekomen?
Er is wel beeld, maar niet altijd ondertiteling.

Feit is dat als iedereen het doet, zo ontdek ik weer, de groepscultuur- hoe vriendelijk ook- zwaar weegt.
Je wil alleen al het feest van al die lieve mensen om je heen niet verstoren.
Overigens, de eerlijkheid gebied me te schrijven:  New Wine is mildcharismatisch: men claimt je niet, maar laat je de vrijheid. Hoewel, de uitnodiging dringend kan zijn. Het risico is dus niet denkbeeldig dat je er in laat meeslepen. Je wil de ervaringen en getuigenissen van die anderen serieus nemen. Het zijn toch je broers en zussen in de Heer! Aardige mensen en intens met hun geloof bezig!
En dat wordt natuurlijk nog serieuzer als het gaat om gebedsgenezing en profeteren. Men probeert je goed uit te leggen waarom men deze overtuiging heeft, maar men is naar mijn overtuiging vervolgens wel erg vlot  met de uitnodiging om het 'maar gewoon te gaan doen'. Het is voor mij echt de vraag of je zo met God mag omgaan! Maar het zijn diezelfde aardige, gelovige, mensen die het je vragen.
Maar mijn vraag blijft: ga je er in mee omdat je er zelf van overtuigd bent geraakt of ga je mee met de groep?
Want de druk van de groep - misschien wel juist van een heel fijne groep mensen- moet je niet onderschatten.
De setting waarin dit denken wordt aangeboden - de groep- maakt het geheel wel kwetsbaar.
Want al ben ik overtuigd van de goede bedoelingen van New Wine, ik ben nog niet overtuigd dat sommige New Wine praktijk ook een noodzakelijk uitvloeisel van het bijbelse gedachtengoed is.
Maar daarover een volgende keer meer.

dinsdag 3 augustus 2010

De kracht van New Wine



De afgelopen week hebben we met tenminste 72 gemeenteleden op een kampeerterrein in Biddinghuizen gestaan voor de jaarlijkse zomerconferentie van New Wine.
't Was niet een heel mooi kampeerterrein: de sanitaire voorzieningen waren aanvaardbaar, maar toch wel de minst comfortabele die ik de afgelopen zomer heb meegemaakt. En ik kan vergelijken: tijdens de 1500 km die ik deze zomer gefietst heb, heb ik op heel wat campings gelogeerd (17 in totaal). Nergens heb ik zover moeten lopen als hier. En ook heeft het al die weken niet zo geregend als juist deze afgelopen week. Waardoor het er binnen en buiten de tenten niet beter op werd. Aan het einde van de week was alles klam.
Maar ondanks dit alles had ik deze week toch niet willen missen!

Welke kracht maakt zulke omstandigheden acceptabel? De warmte van het samen optrekken met zoveel broers en zussen uit de gemeente! Je denkt elkaar wel aardig te kennen, maar in zo'n week maak je elkaar toch van een heel andere kant mee. Tijdens een regenbui zit je zomaar samen te ontbijten in de partytent (de meest aangename plek tijdens een stortbui), je hebt plezier om elkaars uitrusting (een enorm luchtbed of een vrijwel onoplosbare puzzel van een tent) en de gesprekken over van alles en nog wat. Niet in het minst over je geloof en je ervaringen met de Heer. Zelfs met mensen die je goed meent te kennen, bespreek je belevenissen die je toch nog niet van elkaar wist. En daar heb je achteraf geen spijt van: het was juist heel verrijkend. En de anderen leer je beslist beter kennen. En als je denkt: ik ga op deze verrassend mooie avond voor mezelf eens even lekker een hoofdstukje uit mijn boek lezen, moet je niet verbaasd zijn als er binnen no time een heel aantal van je buren vastbesloten  hun stoeltjes om je tafel zetten. En achteraf was dat veel interessanter dan dat hoofdstuk ooit had kunnen zijn. Tijdens zo'n week kom je als gemeenteleden eindelijk eens thuis bij elkaar. En dat is wat waard! Meer dan dat, het is precies wat de Heer Jezus graag wil dat we doen en de zegen daarvan ervaar je dus ook heb ik gemerkt!

Toch is dit nog niet alles. Hadden we samen op een andere camping gestaan: we waren naarmate de week vorderde langzaam en enigzins verveeld steeds verder in de modder weggezakt. En dat zou niet aan de camping gelegen hebben, maar zonder het New Wine programma en de pakweg 3000 medekampeerders, waren we nooit zo geïnspireerd in gesprek geraakt. We hadden ook wat om over te praten!
Om de kring van je eigen gemeente, staan die van andere gemeenten: Oase, de PKN van Nigtevegt, een groep verdwaalde  Belgische gelovigen, honderd vrijgemaakten uit Arnhem .... Je bezoekt samen seminars, spreekt elkaar op het dorpsplein en zingt met elkaar in de grote tent en hoe! Soms lopen de koude rillingen je over de rug. Wat je in het klein al merkte, is ook zo in het grotere verband: je komt als gemeenten ook bij elkaar thuis. Je merkt dat je dezelfde Heer hebt.
Dat is de kracht van de zomerconferentie van New Wine!

woensdag 7 juli 2010

Beeld


Wie wel eens naar Rome is gereisd, zal ook het Forum Romanum hebben bezocht.
Hét hart van de oude stad Rome, toen keizers als Augustus en Tiberius er regeerden.
De keizers uit de tijd van Jezus, toen het Forum ('de markt') niet alleen het centrum van de stad Rome maar ook van de wereld was. En dat was toen goed te zien: één en al blinkende, marmeren grootsheid. Tenminste als je de beschrijvingen mag geloven.
Voor het eerst in Rome had ik er grote verwachtingen van. Ik liep naar binnen onder de Titusboog door en zag toen een puinhoop die mijn verbeeldingskracht vér te boven ging. Veel verspreide brokken gehouwen steen met hier en daar nog enkele recht overeind staande zuilen. Het leek niet alleen ontzettend oud, maar ook bijzonder verwoest. De bijschriften verraden je dat je voor de 'Basilica Julia' of de 'tempel van Saturnus' staat, maar daar zou je zelf nooit opgekomen zijn.

Het forum Romanum, tenminste zoals het er nu bij ligt, doet me denken aan mijn eerste kennismaking met de studie van het Nieuwe Testament destijds. Veel vooraanstaande geleerden beschouwen bijv. een evangelie als Markus als een uit het puin en de brokstukken van eerdere 'gebouwen' samengesteld geheel. Je vindt er stukjes uitspraken van Jezus die ingemetseld zitten naast brokjes meningen van de schrijver, netjes afgewerkt met de ideeën die de vroege kerk over Jezus had. NT-geleerden zijn jaren druk geweest met het weer 'afbreken' van dat evangelie in wat zij zien als de oorspronkelijke brokstukken. Uiteindelijk zag het er uit als het 'Forum Romanum': één grote puinhoop met hier en daar wat omhoogstekende zuilen. De bordjes, die zij er bij gezet hebben, vertellen je waar je naar kijkt: 'een brok oorspronkelijke uitspraak van Jezus' of een stuk 'theologie van vroegchristelijke theologen'. Zelf zou je er nooit opgekomen zijn. En een alomvattend beeld krijg je niet.

In Rome kun je kleine gidsjes krijgen met daarin foto's van het oude Forum. Naast iedere pagina zit een doorkijkvel dat je over de foto kunt leggen en waarop een zorgvuldige, op historisch onderzoek gebaseerde, reconstructie van de verschillende gebouwen staat. Met die 'kijkhulp' zie je het Forum ineens voor je. Zo krijg je toch een idee van de grootsheid van het forum.

De afgelopen weken heb ik boeken van de nieuwtestamenticus 'Tom Wright' mogen bestuderen. Hij is één van de theologen van de zogenaamde 'Third Quest'. Hij gaat niet uit van wat we niet hebben, maar van wat er wel is. En hij beschouwt bijv. het evangelie Marcus als oorspronkelijk verslag van het leven van onze Heer Jezus. Geen stenogram maar een zorgvuldig door de schrijver samengesteld ooggetuigenverslag. Wright bestudeert deze evangeliën zorgvuldig en brengt ze in verband met de gebruiken, symbolen, en met name met het grote onderliggende verhaal dat alles aan elkaar verbind tot één levensvisie die ons vertelt wie we zijn, wat ons probleem is en hoe dat opgelost wordt. Die benadering geeft heel veel overzicht en een samenhangend beeld.
En juist dan begin de grootsheid van het het leven en sterven van de Heer Jezus pas echt te te begrijpen.
En het zien van de samenhang levert ook orthodoxe bijbellezers grote winst op.

donderdag 27 mei 2010

... studieverlof

Vanaf 7 juni a.s. beginnen mijn vijf weken studieverlof. Gecombineerd met de drie weken vakantie dit jaar, zet ik een stapje terug van het directe gemeentewerk voor de periode van acht weken. Dat mag ik, overeenkomstig de afspraken binnen ons kerkverband, één keer in de twee jaar doen. Een forse tijdsinvestering die wel een duidelijk doel dient: gelegenheid krijgen om je voor een langere periode te kunnen verdiepen in een –voor het gemeentewerk belangrijk- thema. Ik combineer die periode een fietstocht met een studietocht. Een studieronde door Nederland: 1200 blz. en 1200 km. Eén blz. per kilometer. Via Twitter zal ik jullie van mijn vorderingen –zowel op de fiets als in mijn studie- op de hoogte houden. Zo nu en dan zal ik ook een artikeltje schrijven. Hieronder het eerste.


...naar de hemel?
"Wie gaat er naar de kerk om in de hemel komen?", vroeg de voorganger. De hoeveelheid handen die omhoog wezen, onderstreepten wat hij al vermoedde: Veel van zijn gelovigen luisteraars zijn hier omdat ze graag naar de hemel willen. 
Hij schrok er van...

'Schrok?', waarom is dat dan zo erg?
Is het je het als kind al niet zo verteld: "als je van de Here houdt mag je later bij hem in de hemel komen?" Ja, zo zal er met velen van ons over gesproken zijn. Logisch dus, dat die gedachte bij ons gelovigen nogal diep zit. Want wat je als kind verteld is, vergeet je niet gemakkelijk.
Maar is het dan verkeerd dat je naar de hemel verlangt? Wie naar de hemel wil, verlangt bij God te zijn en dat is toch een goed verlangen? Hoe zo schrikken?
Nou 't is net zo schrikken als je - eenmaal thuis met je geld- je met een schok realiseert dat je je bankpas in de geldautomaat hebt laten zitten! Je hebt nog een deel van je geld in je portemonnee, maar bij het grootste deel van je kapitaal kun je niet meer komen. Misschien wel nooit meer komen.

Maar de Heer wil je niet alleen de hemel, maar ook de aarde geven. En niet alleen aan jou persoonlijk, maar ook aan je medemensen om er samen met die anderen van te genieten. Meer nog Hij wil Zichzelf aan je geven. God wil een relatie met je. En als jij dan alleen maar voor de hemel komt, laat je wel heel veel liggen. Je incasseert maar een klein bedrag in plaats van het hele kapitaal.

Je zou ook kunnen zeggen: op weg naar je bestemming (het Koninkrijk van God) wil je op een tussenstation (de hemel) uitstappen omdat je denkt dat je er al bent. Maar je moet nog verder. Beter je 'mag' nog verder. God redt niet alleen je 'ziel' door die een plekje in zijn hemel te geven. Hij redt je met huid en haar en brengt je helemaal, meer levend dan je ooit was, terug op je plek op onze aarde, mooier dan je die tot nog toe ooit gezien hebt. En het mooiste is: Hij woont er ook, midden tussen ons mensen. Dat is het Koninkrijk van God: God de Heer die midden tussen ons mensen woont in een perfecte schepping.

Hoe komt het toch dat wij vaak denken dat we er eenmaal in de hemel al zijn? Misschien komt dat wel door de gereformeerde traditie waar we in staan. Bijna vierhonderdvijftig jaar geleden slaagden twee gereformeerden er in het leven van een gelovige in drie woorden samen te vatten: ellende, verlossing en dankbaarheid.  Een geweldige prestatie, die je ze niet snel nadoet. Maar deze manier van beschrijven heeft ook zijn nadelen. Deze gereformeerden kozen voor een nogal individuele insteek. 'Verlossing' omschrijven zij als 'verlossing van mijn zonde en ellende'. Als je dat zo leest, kun je gemakkelijk gaan denken: 'als ik van mijn zonde en ellende' verlost ben, is mijn doel bereikt. En dat is denk ik ook gebeurd. En het 'Koninkrijk van de hemel' waarover het in de Catechismus ook wel zeker gaat (we hebben het hier natuurlijk over de Heidelbergse Catechismus), vat je dan al snel op als: 'het Koninkrijk in de hemel' i.p.v. het Koninkrijk dat vanuit de hemel op de aarde komt. En dus willen velen van ons gereformeerden graag naar de hemel. En geven dat als het hoogste doel aan elkaar door.

Misschien was het nog mooier geweest als er gestaan had: (vanuit) ellende, (door) verlossing, (naar het) Koninkrijk. Dan was het doel duidelijker geweest en ook dat wij samen verlost worden om de Heer in zijn Koninkrijk te dienen. Ik heb gemakkelijk praten natuurlijk, schrijf maar eens zo'n catechismus!
Maar het is wel belangrijk dat we samen weer wat meer zicht krijgen op het 'Koninkrijk van God'. Dát is ons beloofd en daar hebben we ook behoefte aan, dat is ook ons deze week weer goed duidelijk nu er miljoenen liters olie voor de Amerikaanse zuidkust dobberen, er bijna vijftig mensen omkwamen op Jamaica en er ook tientallen Nederlandse families in rouw zijn na een vliegtuigongeluk in Libië.
Meer dan dat: onze samenleving heeft behoefte aan een alternatief. Veel burgers zijn de richting eenvoudig kwijt: ons land heeft veel te winnen van het Koninkrijk van God. En omdat wij daar de ambassadeurs en ambassadrices van zouden moeten zijn, is het belangrijk dat ook wij dit koninkrijk weer helder voor ogen krijgen.

Dit besef gaat onder gelovigen steeds breder leven. En veel theologen maken de laatste jaren studie van het Koninkrijk van God. De Engelse bisschop Tom Wright is daar één van. Zijn studies zijn wereldwijd met grote belangstelling ontvangen.
Tijdens mijn studieverlof en zal ik mij dan ook in zijn werk verdiepen. Volgende keer meer hierover.

donderdag 20 mei 2010

Op zoek naar jongeren?


Het maken van een enquête is een vak apart, je doet dat niet even zomaar. Wil je iets met de resultaten kunnen (zie onder rechts in de zijbalk) dan moet je eigenlijk ook weten wie wat gezegd heeft. En dat weet ik niet.

Het is verleidelijk te denken dat de 43% echte jongeren (dwz die tot 30 jaar) die heeft geantwoord, samenvalt met de 47% die zich thuisvoelt in de kerk en ook deel uitmaakt van de groep van 67% die je niet zomaar uit de kerk weg krijgt  (stand 19 mei). Dan valt het allemaal wel mee met de jongeren van tegenwoordig en hun kerken. Het probleem ligt dan vooral bij de 'oudere jongeren' (40+) die zijn opgegroeid in de zestiger- en zeventiger- jaren. Mijn generatie, dus. We werden groot in een land en in een tijd waarin de jongeren compleet uit hun dak gingen: vrijheid en blijheid op vrijwel alle terreinen. Een jongere hoorde in ieder geval 'tegen' het gezag van de ouderen te zijn, 'anders dan vroeger' en 'vrij' natuurlijk.
Wij kerkelijke jongeren werden vanzelfsprekend gewaarschuwd tegen de invloeden van deze gedachten. Maar  'men' kon ze toch niet helemaal bij ons weghouden. Al zogen we ons niet als een spons vol met dit gedachtengoed, we werden toch wel 'klam' van. Als kampeerders in een regenachtig klimaat. Wij lieten onze haren ook langer groeien, droegen spijkerbroeken (het liefst strakke en vale) en onze feesten werden steeds wilder. Geen echte revolutie, wij hadden zo onze grenzen, maar een beetje een compromisrevolutie. Je wilde toch niet helemaal uit de toon vallen.
Meestal waren onze ouders daar niet zo gelukkig mee. Ze wantrouwden onze goede bedoelingen, waar wij hen  natuurlijk -als rasechte jongeren- van probeerde te overtuigen. En ze kregen ook regelmatig gelijk:  sommigen onder ons verlegden hun grenzen veel te ver en raakten uit het zicht van hun kerkelijke gemeente en velen van hen zijn daar nooit meer teruggekomen.
Achteraf gezien maakten wij het begin  van een nieuwe periode mee: wij zijn -denk ik- de eerste generatie waarin het niet langer vanzelfsprekend meer was dat een jongeren in het voetspoor van zijn ouders een plek in de kerk innam. Hoewel heel wat van ons jongeren -gewend om om een compromis te sluiten tussen heersende mode en kerkelijke cultuur- hun plek toch gehoorzaam ingenomen hebben. Je was toch ook nog loyaal. Aan je ouders, aan je gemeente, aan God.

Toch denk ik niet dat de moeite met hun kerkelijke gemeente alleen een probleem is van de 40+ generatie. Hoewel de problemen in die generatie wel eens onderschat zijn. Andere signalen geven de indruk dat de jongeren van nu in het algemeen nog wel eens meer moeite met hun kerk zouden kunnen hebben dan de generaties daarvoor. Want het kost hen nog meer moeite om zich bij hun gemeente thuis te voelen. De kloof tussen hun leefwereld en die van de gemeente is nog veel groter dan eerder. Dus gaan ze er niet echt bij horen! Ze krijgen de kans niet eens meer om loyaal te zijn. Zoals Tomas in zijn  reactie op mijn vorige blog schrijft: 'het past niet bij onze manier van leven'. En ik zie dat ook gebeuren, ook in onze gemeente is er een groep jongeren die -soms vrij plotseling- een andere richting inslaat en van de gemeente vandaan reist. Niet omdat er niets voor hen georganiseerd is, maar omdat ze de aansluiting verliezen bij de 'wereld van de kerk'.
Dat is de de boodschap van Van Wijnen: probeer de jongeren niet bij de kerk te krijgen, maar probeer de kerk bij de jongeren te krijgen. Zoek ze op in hun leefwereld!
Ben je het daarmee eens of niet? Laat het me weten via de vraag die ik aan de enquête heb toegevoegd.

woensdag 12 mei 2010

Lok jongeren niet langer


Eerst dacht ik dat de kop van het artikel opzettelijk zo was geformuleerd om de aandacht te trekken. Dat gebeurt immers nog al eens in minder goede maar ook -zo blijkt- in betere kranten. Je nieuwsgierigheid trekt je het artikel binnen en dat blijkt dan over iets veel onschuldigers dan je eerste indruk te gaan. Maar dit bleek een citaat uit de toespraak van een dominee, volledig luidt het: 'Kerken moeten stoppen met hun pogingen jongeren de kerk binnen te lokken.'
Even denk ik, is dit nu een zeer vrijzinnige dominee, die toch al niets meer in de kerk ziet en dan dus ook niet van mening is dat jongeren daar zouden moeten blijven? Maar niets is minder waar! Deze uitspraak werd gedaan op een congres van de Evangelische Alliantie op 16 april 2010 door ds. Harmen van Wijnen, predikant met een bijzondere opdracht binnen de PKN. Directeur van o.m. de HGJB (Hervormd Gereformeerde Jeugdbond). D.w.z. een man die heel graag wil dat jongeren een plek in de kerk vinden, maar er inmiddels niet meer in gelooft dat dit gaat lukken. Integendeel, hij is van overtuiging "dat het een mission impossible is jongeren en kerk iets voor elkaar te laten betekenen". "Omdat de traditie (betekent letterlijk overdracht WD) van de kerk nauwelijks meer landt in het leven van jongeren in deze tijd en samenleving." "Het is daarom beter te stoppen te proberen de verbinding tussen kerk en jongeren te blijven leggen..."

Je krijgt de indruk dat deze dominee in een flinke voorjaarsdepressie is terechtgekomen, veroorzaakt door de diep teleurstellende resultaten van zijn werk of zo. En sommigen zullen het gevoel houden dat dit een zeer sombere dominee is. In een radioprogramma n.a.v. van zijn toespraak reageerde iemand met een opmerking in deze sfeer: 'ja maar er zijn nog zoveel jongeren in de kerk.". Maar het is juist dat woordje 'nog' dat veelbetekenend is, zoals de presentator terecht opmerkte. Veel kerkelijke gemeenten, ook de orthodoxe, zijn al diep in de verdediging gedrongen en roepen elkaar met opeengeklemde kaken toe dat 'we het niet op moeten geven' omdat het 'nog' niet verloren is.

'Lok jongeren niet langer de kerk binnen', het  klinkt somber, maar ik slaag er ook niet helemaal in onder deze toonzetting uit te kruipen. Teveel van mijn vrienden van vroeger, inmiddels oudere jongeren, hebben de kerk verlaten en een heel aantal anderen zijn - sommigen al meerdere keren- van gemeente veranderd. Duidelijk op zoek. En in de daarop volgende generaties jongeren, is het al niet veel anders: velen zijn uit de kerk verdwenen. Even leek het erop dat jongeren met het initiatief van jongerenkerken als 'Gods Fashion' een nieuwe frisse start maakten. Maar dat vuur is inmiddels ook al weer uitgebrand en volgens mij niet omdat het in de thuiskerken van de jongeren nu zoveel warmer is geworden dat aparte jongerenkerken niet meer nodig zijn. Nog steeds verlaten veel te veel jongeren de kerk en verhuizen een heleboel anderen naar een andere gemeente op zoek naar... Ja naar wat eigenlijk?
Feit is dat zelfs enthousiaste jongeren het soms niet kunnen vinden in de kerk. Eéntje vertrouwde mij toe dat zij niet negatief wilde zijn, maar dat ze nog steeds op zoek is naar 'een vorm om haar geloof in te beleven'. En daarmee bedoelde ze niet de muziekstijl of andere vormen in de dienst. Ik kreeg de indruk dat ze zoekt naar de relevantie van geloven en dat te weinig terugziet in de kerk. Dit ondanks bijv. een heel programma van jeugddiensten in haar gemeente. Daarmee bevestigt ze wat Van Wijnen stelde: de kerk zoals die nu is en de jongere generatie passen niet bij elkaar. Het is kennelijk zo dat wat we (als gemeenten) ook doen, het vaak niet genoeg te blijkt te zijn om helemaal tegemoet te komen aan dat waarnaar jongeren op zoek zijn.

En dit is een jongere die het min of meer onder woorden kan brengen, maar wat denken die jongeren die niet zo gemakkelijk woorden vinden om hun gevoelens uit te drukken? Ik zou dat best eens willen weten. Herkennen jullie je in deze toespraak of niet? Waarschijnlijk zullen veel jongeren dit niet lezen, zouden jullie die het wel lezen, hen eens willen vragen om te reageren op de enquête hier naast? En, ...reageer dan zelf ook even. Bij voorbaat dank!



dinsdag 27 april 2010

Tussen Pasen en Pinksteren


We leven in de dagen tussen Pasen en Pinksteren.
Je zou ook kunnen zeggen: in het kerkelijk jaar is dat tussen het einde van ons oude leven en het begin van ons nieuwe leven. Want toen de Geest op die eerste Pinksterdag kwam, werd het 'hemels kapitaal' dat onze Heer Jezus met Pasen verdiende pas uitbetaald in geestelijke gaven. Die rijkdom hoort er helemaal bij. Daarom vraagt de Heer Jezus zijn discipelen ook om eerst nog in Jeruzalem te blijven wachten op de 'belofte van de Vader' (de komst van de Geest, Han 1,4). Dat moet, anders is de verlossing niet compleet.

Wij komen uit een traditie waar de nadruk voor sommigen nogal eens komt te liggen op de persoonlijke verlossing. En dat is dan dat je zonden je vergeven zijn door het werk van Christus. Punt. Na Pasen stopt het en in ons geloofsleven wordt het nooit Pinksteren. Maar door de feesten van Pasen én Pinksteren zie je dat die verlossing zowel vergeving van de zonden als het begin van het nieuwe leven moet betekenen. ' t Is een totaalpakket, dat je ook nog eens samen ontvangt.

Het is een beetje triest als in een kerkelijke gemeente de sfeer van een 'opvang voor pasgeredde drenkelingen' blijft hangen. Iedereen zit koud en bibberend bij elkaar en probeert warm te worden met wat dekens en een kop hete thee. Blij dat we gered zijn, maar veel leven zit er nog niet in.

Daarom sprak me de beschrijving van de kerkelijke gemeente van Katelijne in het boek Dorsvloer vol confetti van Franca Treur ook helemaal niet aan. Een liefdevol geschreven boek hoor, maar wat er beschreven wordt maakt nog helemaal niet blij. Die arme gemeenteleden zijn zelfs van de redding nog niet echt zeker en van een nieuw leven is natuurlijk nog helemaal niets te zien. 't Het lijkt daar altijd Goede Vrijdag te zijn zonder dat de Paasdag ooit echt aanbreekt.

Mooier is de gemeenschap die Chaim Potok in zijn boeken beschrijft: de wereld van de chassidische Joden in New York. Deze gesloten gemeenschap kent -tenminste in de boeken van Potok- achterdocht, wantrouwen en veroordeling voor veel wat vreemd is. Maar dat gaat in deze boeken nooit zonder het contrast met het grote respect en het liefdevolle ontzag dat mensen voor elkaar blijven tonen. Zelfs als er aanleiding voor is, wil men er geen kwaad van denken, maar zoekt men naar het goede motief. Dat doet me aan de 'kenmerken van de liefde' denken die in 1 Kor. 13 beschreven staan. Het lezen van een boek als 'Uitverkorenen' maakt in mij een gevoel van ontzag wakker. Om in het beeld te blijven: zo is het nieuwe leven van Pinksteren bedoeld denk ik dan. Door de kracht van Geest, ondanks het oude, aan een nieuw leven beginnen. Want stel je nou eens voor dat het in onze levens nooit Pinksteren wordt.

De vier weken voor Kerst noemen we de Adventstijd, de veertig dagen voor Pasen de Lijdenstijd, gek eigenlijk dat de dagen tussen Pasen en Pinksteren geen naam hebben.
Wat mij betreft noemen we ze de Koninkrijksdagen: dagen die herinneren aan de komst van het Koninkrijk en de hoop op een nieuw en hartverwarmend leven.

woensdag 21 april 2010

Zonder liefde


De afgelopen weken heb ik het boek 'Dorsvloer vol confetti' gelezen van de schrijfster Franca Treur. Het gaat over Katelijne, een Zeeuwse boerendochter van 12, die opgroeit in een reformatorisch milieu. In het verhaal staat Katelijne als enig meisje tussen zes boerenzoons redelijk alleen. De relatie met haar vader en moeder (die ze consequent 'de vader' en 'de moeder' noemt), is heel afstandelijk. Katelijne smacht naar een arm om haar schouders, maar daar komt het niet van. Het contact met haar oma ('de oma') is inniger, maar misschien vooral wel omdat Katelijne geduldig publiek is voor diens getob over haar zieleheil en dat van haar overleden man.
Je voelt aan dat Katelijne geen plek vindt voor zichzelf in haar gezin, niet in de dorpsgemeenschap en ook niet in de kerk. Hoe het afloopt weet je niet, het boek stopt na zo ongeveer een jaar beschreven te hebben.

Het is verleidelijk te denken dat je hier van binnenuit een kijkje gegund wordt in het leven van een reformatorische familie in een Zeeuws dorp. Voor die 'blik van binnenuit' is veel belangstelling: inmiddels is het boek het beste debuut van 2009. Franca wordt dan ook in één adem genoemd met Jan Siebelink, Maarten 't Hart en Jan Wolkers. Hoewel, zo schrijft men, ze niet wil afrekenen met 'haar' milieu. In interviews maakt Franca namelijk duidelijk dat ze zich niet langer als christen beschouwt. Als je dat eenmaal weet, lijken Franca en Katelijne samen te smelten tot één persoon en wordt het boek gemakkelijk gezien als een autobiografische beschrijving van een gedeelte van Franca's eigen levensweg. Zelf ontkent de schrijfster dat en benadrukt ze dat het literatuur is: een (verzonnen) verhaal.

Als ik Treur recht wil doen, mag ik uit haar boek niet zomaar conclusies trekken over het reformatorische milieu. Hoewel haar beschrijving hier een daar overeenkomt met wat ik zo nu en dan van mensen over hun reformatorische jeugd hoor. Er zullen wel autobiografische elementen in het verhaal zitten, denk ik zo. De inwoners van haar geboortedorp herkennen zich er namelijk ook in.

Wat mij trof is het gebrek aan liefde. Je vindt het niet in het samenleven (mensen oordelen keihard over de anderen in het dorp), je vindt het niet in het kerkelijk leven (God is een oordelende god, die maar enkelingen genade gunt), je vindt het eigenlijk ook maar nauwelijks in Katelijne's eigen gezin (er wordt snel geoordeeld over intenties en nog al eens negatief).
Dat is voor mij de grote armoede in dit verhaal: een verhaal over mensen zonder (veel) liefde. Dat kun je niet zomaar aan reformatorische christenen toeschrijven, zelf in een dorp opgegroeid weet ik dat het dorpsklimaat hard kan zijn. En zelf in een andere kerkelijke richting opgegroeid, weet ik dat het kerkelijke klimaat ook heel hard kan zijn. Dat is niet alleen voorbehouden aan reformatorischen. Maar refo of niet, het is wel erg als het belangrijkste exportproduct van orthodoxe christenen een mix van liefdeloze plichtsgetrouwheid en keiharde oordelen lijkt te zijn. Ik zou willen dat ook dit een verzonnen verhaal was.

woensdag 14 april 2010

Bijgeloof

Is bang zijn voor de invloed van 'geestelijke machten' bijgeloof?
Er is toch wel zeker sprake van 'machten en krachten'! Lees de brief aan de Efeziërs er maar op na (Ef. 6). Of anders: volg onze Heer en zijn apostelen op hun reizen door Israël en van daaruit via Samaria naar de rest van onze wereld. Ze hebben hier toch constant mee te maken? De laatste generatie christenen nog steeds! Luister maar naar verhalen van moderne 'apostelen', die de macht van de boze vaak heel duidelijk ervaren.

Er zijn geestelijke machten! En de boze heeft echte invloed op deze wereld! Dat is geen bijgeloof. Ik ben van hun bestaan en hun invloed volledig overtuigd. Het is een werkelijkheid waar we elke dag voor bidden: 'verlos ons van de boze'. 
Geloven in het bestaan van geestelijke machten is beslist geen bijgeloof. Toch geloof ik dat bang zijn voor- en het steeds angstiger worden voor- de invloed van geestelijke machten onder christenen wel bijgelovige trekken kan krijgen. Als ik hoor van oprechte gelovigen die zich zorgen maken over een 'generatievloek' bijvoorbeeld. D.w.z. ergens in de lijn van je voorgeslacht komt iemand in aanraking met een boze macht en dat werkt dan op een negatieve manier door in alle nakomelingen. Zo kun je dus zonder het te weten besmet zijn met de invloed van een boze macht. Als dat zo is ga je - zeker als het slechter met je gaat- al gauw denken aan dat boze: kleeft er iets aan mijn familie waarvan wij nog bevrijd moeten worden?

Het doet me denken aan verhalen die ik over de animistische bewoners van Papoea heb gelezen. Hun dagelijkse leven is beheerst door de angst voor (boze) geesten. Iedere boom, iedere steen is bezield door een geest en die kan -als je niet heel goed rekening met hem houdt- invloed op je leven krijgen. Wordt je in die cultuur slachtoffer van ziekte dan is het logisch dat je op zoek gaat naar de boze macht die daar verantwoordelijk voor is. Heb je die eenmaal gevonden dan probeer je jezelf met behulp van een vaststaand ritueel van de invloed van die macht te ontdoen. Soms roep je daarvoor de hulp van een 'specialist' in: een medicijnman die de geestenwereld kent en de passende rituelen beheerst.

Dat zijn vóór-christelijke 'bíjgelovige' gebruiken. In het zelfde gebed waarin onze Heer ons leert te bidden voor verlossing van de boze, belijden wij: 'Want van U is Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid.' Daarmee erkennen we -vol lof- wie werkelijk de Heer van onze wereld is. Dat is niet de satan en dat zijn ook niet de machten, maar dat is onze Heer Jezus Christus.
Dat leert ons dat we in zijn buurt veilig zijn en dat we voor de boze geen angst meer hoeven te hebben. Het is na Christus opstanding niet meer nodig zo in het leven te staan.

Je moet de satan niet onderschatten, hij is een machtige gevallen engel, zelfs een aartsengel als Michaël toont respect voor die macht (Judas vs 9). Maar je hoeft satan niet te 'vrezen'. Dan geef je hem en zijn volgelingen teveel eer en gaat de angst voor satan je vertrouwen in je Heer overstemmen. Speciale rituelen zijn niet nodig, een simpel beroep op je Heer volstaat: 'verlos ons van de boze.' Als je zo leeft ben je in goed gezelschap, ook de aartsengel Michaël volstond met een beroep op zijn Heer: ''Moge de Heer u straffen.' (Jud 1,9).

Maar wat dan als je dit soort machten (onbedoeld) hebt uitgenodigd in je leven leven te komen? Ja, dat is weer een ander verhaal

dinsdag 6 april 2010

Bang?



"Ik weet niet goed wat ik hiermee moet!"
Ze keek me ongerust aan. Ze hadden met elkaar gesproken over 'geestelijke machten' en ze was er eigenlijk bang vandaan gekomen. 'Kunnen we zomaar onder de invloed raken van allerlei machten?", was haar vraag eigenlijk. Als dat zo is, is dit inderdaad een reden om je flink ongerust te maken: wat moet je dan doen om veilig te zijn?
De laatste maanden hoor ik dat nogal eens meer om me heen. Er wordt kennelijk heel wat over gesproken onderling. D.w.z. over geestelijke machten, bezetenheid, vervloekingen e.d. En ik hoor ook van remedies als 'het bevrijdingsgebed', dat je moet bidden om mensen te bevrijden van bezetenheid.

Ik schrik nogal van de ongerustheid en angst om me heen. Zijn christenen opnieuw bijgelovig aan het worden?
Dat zou ik een slechte ontwikkeling vinden. Vandaar dat ik er in deze eerste week na Pasen graag iets over schrijven wil. Want juist met Pasen vieren we de overwinning van de Heer over de overste van deze wereld (Joh 12,31).

Begrijp me goed: geestelijke machten zijn reëel. We lezen erover in Efeze 6, 12.: we hebben te vechten tegen 'hemelse vorsten', 'heersers en machthebbers van de duisternis' en' kwade geesten'.
Als je die zo op een rij ziet staan moet je misschien even slikken. En toch hoef je niet bang te zijn. Wij zijn geen groep commando's die achter de vijandelijke linies zijn gedropt en nu helemaal op zichzelf aangewezen zijn, nee we trekken achter onze Heer aan op die zijn vijanden voor zich uit opjaagt. We hebben ons aan Hem toevertrouwd en vallen nu onder zijn bescherming. En daar mag je Hem ook steeds om bidden. En dat betekent nogal wat: 'de aanklager van onze broeders en zusters', de satan, is sinds onze Heer in de hemel is ten val gebracht (Openb. 12,10). Hij kan nog wel wat ondernemen maar zijn aanvallen zijn alleen daar gevaarlijk waar de Heer je niet beschermt.

Machten kunnen je dus niet zomaar wat doen. Je hoeft niet bang te zijn. Je leeft onder de bescherming van je Heer!Als jij nu zorgt dat je bij die kwade machten uit de buurt en bij je Heer in de buurt blijft, ben je veilig
Dat is ook het goede nieuws van Pasen.

Maar wat moet je dan met al die waarschuwingen van sommigen van onze medechristenen?
Daarover een volgende keer meer...

donderdag 18 maart 2010

De zegen van zalving...


De afgelopen week staat voor mij in het teken van ziekenzalving.
Of moet ik schrijven in het teken van de aanwezigheid van de Heer en de komst van het Koninkrijk?
Want zó heb ik het ervaren: tijdens het gebed en de zalving was het alsof de Heer bijna tastbaar bij ons was. Met die ervaring kwam een intense beleving van diepe vrede mee. Dat moet me ergens zo diep in mezelf geraakt hebben dat ik de nacht erop vredig en droomloos geslapen heb. Voor mij een heel verschil met andere nachten.

Nu probeer ik doorgaans nuchter met de feiten om te gaan. Dat is misschien mijn Groningse achtergrond: 'doe maar gewoon...' en zo. Maar het is ook mijn reserve bij menselijke gevoelens en ervaringen. Daar kun je veel positiefs over zeggen, maar we zijn ook gemakkelijk op het verkeerde been te zetten. Want ons gevoel is niet feilloos Ik zal nooit dat gemeentelid vergeten bij wie het ervaren en niet-ervaren van God gelijk opging met het wel of niet innemen van de medicijnen. Daar leer je van!
Daar komt nog eens bij dat we in onze samenleving al een tijdje een enorme behoefte aan ervaringen hebben. En dat brengt ons op een nogal slingerende zoektocht van de ene hype naar de andere in de hoop dat het ons brengt waar we zo naar verlangen. Volgens mij is dat in kerkelijke kringen op dit moment ook zo: vanuit onze behoefte aan bijzondere ervaringen dreigen we er aan verslingerd te raken.
Net zoals je sommige van onze ideeën het beste maar met een korrel zout kunt nemen, is dat ook zo met sommige van onze ervaringen. Je kunt onder onze medechristenen nogal eens van ervaringen horen die op z'n zachts gezegd wonderlijk aandoen in het licht van de bijbelse boodschap. Dat overtuigt me van de noodzaak van zelfkritiek.

Nu hóór ik iemand gewoon tegen me zeggen: "geneesheer genees jezelf". Inderdaad, kom ik na zo'n verhaal met mijn ervaring op de proppen. Waarom zouden jullie die wél serieus nemen? Dat begrijp ik wel. Wat moet je met de ervaring van een ander, zeker als je die zelf niet zo hebt? Wees vooral kritisch, ik ben het zelf ook.
Laat het maar mijn ervaring zijn, want dat het is in de eerste plaats. Of, als ik aan de opmerkingen van de anderen denk die er ook bij waren: laat het onze ervaring maar zijn. Weet wel dat wij deze niet gezocht hebben. Wij waren op zoek naar genezing en vrede voor ons 'zus in Christus'. Maar geheel onverwacht werden we zelf ook gezegend.

En dat is, ook als je je heel kritisch bent, niet onmogelijk.
Want genade en vrede is heel bijbels gedachtengoed.